Ruim 1.500 verschillende open leermiddelen zijn er te vinden in het archief van het Freudenthal Instituut. Dankzij subsidie van Impuls Open Leermateriaal kan het materiaal doorontwikkeld worden en beter vindbaar gemaakt worden. “We willen bovendien meer kruisbestuiving creëren tussen scholen en opleidingen”, vertelt Vincent Jonker die werkzaam is bij het Freudenthal Instituut. Het instituut is een onderdeel van Universiteit Utrecht, bedoeld om de didactiek van wiskunde en natuurwetenschappen te verbeteren. Lang voordat de term open leermateriaal bestond, was het Freudenthal Instituut hier al mee bezig.
Vincent: “Ontwikkeling en onderzoek staan voor ons centraal, maar wanneer je met docenten praat over bèta-didactiek, blijkt vaak dat je op zoek bent naar materiaal dat er niet is. Zo is deze verzameling lessen ontstaan. We leggen de verbinding tussen de onderzoekswereld en de praktijk. Praktische toepasbaarheid is juist voor onderzoekers belangrijk.”
“Als instituut doen we niet alleen onderzoek, maar willen we ook experimenten laten zien”, vertelt Vincent. “We zijn al rond 2000 begonnen met het aanleggen van een database. De verzameling met lessen voor mbo’s en het primair en voortgezet onderwijs werd langzaam groter. We zien dat scholen deze lessen en lesideeën op prijs stellen als aanvulling op bestaande materialen zoals lesmethoden.”
Omdat open leermateriaal de laatste tijd sterk in de belangstelling staat en omdat het Freudenthal Instituut de verzameling lessen wil doorontwikkelen voor een bredere groep, werd subsidie aangevraagd. Vincent: “Veel docenten die zelf lessen ontwikkelen, zetten het op Google Drive. Dan is het helemaal niet vindbaar of bruikbaar voor andere docenten. Wij hebben zelf een uitgebreide database op onze site, maar we willen een verbinding maken met Wikiwijs zodat het materiaal ook daar te vinden is.”
Met een database van ruim 1.500 ‘leerobjecten’ is dat wel een uitdaging, erkent Vincent. “We hebben nu enkele materialen overgeheveld naar Wikiwijs, maar we kijken nu of we dat kunnen automatiseren. Het grotere plan is dat onze database wordt opgeheven en dat alles op Wikiwijs staat. Het is de vraag of die Wikiwijs-verzameling over twintig of vijftig jaar nog bestaat, maar we doen er graag aan mee.”
Sommige lessen in het archief van het Freudenthal Instituut zijn al duizenden keren bekeken en gedownload. “Het is natuurlijk leuk als dingen vaak gezien worden”, vertelt Vincent. “Maar in het overleg met Kennisnet over de lessen die we nu overzetten, is populariteit niet de enige drijfveer.”
Het open leermateriaal van het Freudenthal Instituut gaat over een breed scala aan onderwerpen, maar wiskunde en natuurwetenschappen staan centraal. Vincent: “Dan kun je denken aan lessen over bijvoorbeeld schattend rekenen. Leerlingen die iets uit moeten rekenen, doen dat op hun telefoon. Schatten is de nieuwe basisvaardigheid. Maar in onze database zijn ook lessen te vinden over bèta-burgerschap waarin je leert hoe je een grafiek moet lezen.”
“Het is de rol van de lerarenopleidingen om aan te geven dat er open leermateriaal bestaat.”
– Vincent Jonker
Een belangrijk onderdeel van het project waarvoor het Freudenthal Instituut nu subsidie heeft gekregen, heeft te maken met kruisbestuiving. Vincent legt uit wat hij daarmee bedoelt. “Onze gedachte bij open leermateriaal is dat we ons niet alleen richten op zittende docenten, maar ook op aankomende docenten. Juist een aankomende docent is gedurende de opleiding ontvankelijk voor een palet aan methoden, dus dat is het juiste moment om te laten zien dat er meer is. Wat we in zo’n geval doen is de combinatie zoeken van een aankomend docent met een lerarenopleider. Dan wordt op twee niveaus gezocht naar de meerwaarde van open lesmateriaal.”
Eén van de aspecten die het Freudenthal Instituut daarbij ook wil betrekken, is werken met actuele thema’s. Vincent: “Ik heb een mooi voorbeeld van een aankomend docent wiskunde. Hij wilde verbinding leggen tussen wiskunde en de energietransitie. Daarover vind je in de gebruikelijke leermaterialen niets terug. Het is de rol van de lerarenopleidingen om aan te geven dat er open leermateriaal bestaat.”